Een geneesmiddel bestaat uit één of meerdere stoffen. De belangrijkste stoffen zijn de grondstoffen van het geneesmiddel die ervoor zorgen dat de pijn vermindert of een patiënt geneest. We noemen dit de werkzame stof, of Active Pharmaceutical Ingredient, ook wel: API. Sommige geneesmiddelen zijn genoemd naar de API, zoals Paracetamol. Maar meestal hebben API’s complexe wetenschappelijke of chemische benamingen.
Daarnaast bevat een geneesmiddel vaak nog meer stoffen. Deze zijn vaak bedoeld om alle stoffen goed bij elkaar te houden, zodat het een mooie tablet wordt en blijft. Een voorbeeld hiervan is gelatine dat wordt gebruikt voor het omhulsel van een capsule.
Hoewel een geneesmiddel dus iets anders is als een API, gebruiken we in deze training gemakshalve verschillende bewoordingen, waarmee we altijd zowel geneesmiddelen als API’s bedoelen (product, artikel, geneesmiddel, etc.). Wanneer er specifieke, aanvullende eisen zijn voor API’s, dan wordt dit er apart bij vermeld.